-- -- (1515-1534) Leuven, Den Bosch Meester Willem van Enckenvoirt junior was een zoon van Gerardt Michiels uit Eindhoven en van Lysbeth van Enckenvoirt uit Mierlo. Zijn ouders trouwden op 9 september 1498 te Eindhoven. Lysbeths grootvader Henrick Willems van Enckenvoirt wordt tussen 1444 en 1455 als schepen van Mierlo vermeld en haar oom Willem Henricks van Enckenvoirt tussen 1499 en 1504. Haar vader Goyart Henricks van Enckenvoirt stierf vóór 1477 te Mierlo en was getrouwd met Jenneken (of Lysbeth), dochter van Jan Claes Mijs, H.Geestmeester en kerkmeester te Mierlo. Lysbeth van Enckenvoirt had twee broers: Jan, die al jong stierf, en meester Willem van Enckenvoirt senior. 1) Deze laatste werd op 22 januari 1464 te Mierlo-Hout geboren en werd na de dood van zijn vader in 1477 opgevoed door zijn oom Zeger van Enckenvoirt die hem vermoedelijk naar de Latijnse School in Den Bosch stuurde. In 1489 was Wilhelmus de Enckenvoirt als openbaar notaris te Rome werkzaam (cler. Luik, A.I.). In de jaren negentig van de vijftiende eeuw fungeerde meester Willem senior aan de Romeinse Curie vaak als procureur voor Nederlandstalige partijen en wist hij kanunniksprebenden te verwerven in de steden Tongeren, Aken en Den Bosch. Hij studeerde vanaf 1498 aan de Sapienza te Rome en sloot die studie in 1505 af als licentiaat in de beide rechten. Zijn verdere carrière verliep zeer voorspoedig. Tussen 1500 en 1515 werd hij achtereenvolgens notaris van de Rota, scriptor, kamerdienaar, protonotaris, collector voor de bisdommen Kamerijk, Luik en Utrecht en hofpaltsgraaf. Daarnaast verwierf hij een honderdtal beneficies waarvan de meeste zich bevonden in het bisdom Luik. Hij was onder meer aartsdiaken van Brabant, Famenne (tot 1515), Bonn en Kempenland, alsook deken van de St.Janskerken in Utrecht en Den Bosch en proost van de St.Rombout te Mechelen en de St.Cassius in Bonn. 2)
Zijn carrière bereikte een hoogtepunt in 1522 toen zijn oude vriend heer Adriaen Floris Boeyens uit Utrecht tot paus werd verkozen. Gedurende de acht maanden die Adrianus VI nodig had om zich vanuit Spanje - waar hij onder meer bisschop van Tortosa was - naar Rome te verplaatsen trad meester Willem senior daar op als zijn gevolmachtigde. In de brieven die Adrianus VI in deze periode schreef verwees hij voor nadere inlichtingen dan ook altijd door naar Guillelmus de Enckevort, notarius et procurator noster. Toen de paus eindelijk in Rome was gearriveerd benoemde hij meester Willem senior tot dataris, in welke functie deze mocht beslissen over de vergeving van ambten. Hij volgde de paus bovendien op als bisschop van Tortosa en werd kort vóór Adrianus' dood op 14 september 1523 in het college van kardinalen opgenomen. Op voordracht van Karel V ontving meester Willem van Enckenvoirt senior in 1529 naast zijn bisdom Tortosa ook nog het bisdom Utrecht. Hij overleed op 19 juli 1534 te Rome. 3)
Veel van zijn verwanten profiteerden van de hoge positie die hij in de kerkelijke hiërarchie had weten in te nemen. Zo zorgde hij ervoor dat zijn oom Zeger op zijn oude dag nog kanunnik werd van Aken (1496), dispensator van de abt van St.Cornelius in Keulen (ca.1500) en kanunnik van Den Bosch (1507). In 1497 was zijn oom onder de naam Sigerus Henrici de Enckevoirt in Aken werkzaam als openbaar notaris (cler. Luik, I.) en in 1501 studeerde hij te Keulen Romeins recht. Misschien verbleef hij na 1507 in Den Bosch, maar dit is allerminst zeker. Hij overleed eind 1517 of begin 1518. Meester Willems’ voornaamste gunstelingen waren echter de kinderen van zijn zuster Lysbeth en haar man Gerardt Michiels: meester Willem (junior), meester Michiel (nr.112A), Goyart, Lysbeth en Agnes. 4)
Meester Willem van Enckenvoirt junior werd in 1499 of 1500 te Mierlo geboren. Zijn ouders verhuisden kort daarna naar Den Bosch waar zijn vader in 1537 schepen werd. Zelf was meester Willem junior als kind reeds kanunnik van de drie kerken waarin ook zijn oom zijn eerste drie prebenden had verworven. Hij werd achtereenvolgens op 21 juli 1506 kanunnik van de Bossche St.Jan, op 30 januari 1507 van de O.L.V.-kerk te Aken en op 28 mei 1507 van de O.L.V.-kerk te Tongeren. Op 11 oktober 1512 werd hij als Guillermus Enkevord samen met zijn één jaar jongere broer Michael Enkevord en hun verwant Nicolaus Mijs de Mierlo ingeschreven aan de Leuvense universiteit. Omdat hij en zijn broer nog minderjarig waren legde Claes Mijs voor hen de eed af. Uit de brieven die meester Willem senior tussen 1515 en 1519 vanuit Rome aan zijn zwager Gerardt Michiels in Den Bosch schreef blijkt dat zijn beide neefjes zich tijdens hun studie niet zo ijverig betoonden als van hen werd verwacht. In het begin van 1515 werden ze op aanraden van de deken ondergebracht in het college van de theologen in de hoop dat ze zich daar beter zouden gedragen. Dat daarmee de problemen niet waren opgelost blijkt onder meer uit de volgende passage uit een brief van 20 februari 1519: "Ic heb uwen soen Wilhelmo geschreven dat ic qualick van hem te vreeden ben, oeck van synen meester, dat een goet dronccaert is als ick verstaen hebbe; ende heeften gevoert uyt Loeven. Denct ghy wat eeren hy my aen doet als ick meyn eenen licentiaet te vynden, soe sal ick eenen dronckert vynden. In wat manieren mach ick my van uwen kynderen verblyden, die ick alle tsamen uyt den dreck opgehaven hebbe." 5)
Meester Willem junior schijnt bovendien nogal zwak van gezondheid te zijn geweest. Al op 15 maart 1515 stelde zijn oom voor dat hij in september van dat jaar maar eens bij hem in Rome moest komen. De verandering van de lucht zou hem wel goed doen. Meester Willem senior zag zijn neef liever niet overlijden want hij had te Rome voor 2000 ducaten of 4000 Brabantse guldens een ambt voor hem gekocht dat bij zijn dood ter vergeving zou terugvallen aan de pauselijke Curie. Mocht meester Willem junior in levensgevaar komen te verkeren dan moest zijn zwager hem dat vooral snel laten weten zodat hij het ambt nog vóór zijn overlijden zou kunnen verkopen. Hetzelfde verzoek herhaalt hij nog eens in een brief van 13 oktober 1519 waarin zijn neef ook voor het eerst als "meester" wordt aangeduid: "Ic ben qualyck te vreeden van die siecte meester Wilhems, u soen. Hy ende syn broider hebben op hen lijff VIIIm Brabants gulden. Donct u dat pericule solde syn van synen leven, dat schryft my van stonden aen, opdat ick synen persoen ende het offitium tot eender reysen nyet en verliese." Vermoedelijk wordt met het "offitium" van meester Willem junior het ambt van notaris van de Rota bedoeld. Dit ambt kostte inderdaad 4000 Brabantse guldens en was ook het ambt dat zijn oom in juli 1519 voor zijn broer meester Michiel had gekocht. Bij die gelegenheid had meester Willem senior verder geschreven dat zijn neven hem moesten machtigen zodat hij hun ambt weer zou kunnen verkopen wanneer hem dat goeddunkte. Zoals uit de pauselijke registers blijkt gebeurde dit ook inderdaad. Op 4 augustus 1530 deed meester Willem senior als gemachtigde van meester Willem junior namelijk afstand van het officium notariatus causarum Sacri Palatti aan de openbare notaris Adrianus Moschonus (cler. Doornik, A.I.). Meester Willem junior zal het ambt dus hebben bezeten van 1515 tot 1530. Verder blijkt uit de brief van juli 1519 dat het nodig was eerst tot openbaar notaris te zijn benoemd vóór men notaris van de Rota kon worden. We mogen dus aannemen dat meester Willem junior sinds 1515 ook openbaar notaris was, hoewel hij zijn notariële bevoegdheden nooit zal hebben gebruikt. 6)
Meester Willem senior had zijn zwager in 1519 opgedragen diens zonen zowel Romeins als canoniek recht te laten studeren: "Ghy sult uwen twee soenen seggen dat ic wil dat sy beyde studeren in utroque jure, ende dat sy gheen tyt en verliesen. Anders ic sal van hen nyet te vreeden syn." Volgens de aartsdiakenale registers studeerde meester Willem junior in 1519 Romeins recht te Leuven, maar volgens het handschrift Kievits sloot hij zijn studie af als licentiaat in het canonieke recht. Van 1517 tot 1534 was hij absent rector van de kerk van Lithoijen en van 1520 tot 1534 ook absent vicaris van de parochie van Bakel en Deurne waarvan zijn oom - althans in 1523 - persona was. Vermoedelijk was ook het notariaat van de Rota voor hem slechts één van zijn inkomstenbronnen en resideerde hij nooit daadwerkelijk te Rome zoals werd aangenomen door Munier. Hij zal na zijn studie zijn teruggekeerd naar Den Bosch waar volgens Melssen in 1520 of 1521 zijn natuurlijke dochter Lysbeth werd geboren. Op 30 september 1528 was [dominus] Wilhelmus de Enckenvoirt als rector van Lithoijen in de Bossche St.Jan aanwezig bij de verkiezing van een nieuwe deken van Cuijk ter vervanging van heer Claes Hoyberchs (nr.182), en op 15 juni 1530 schreef zijn oom een brief aan meester Willem van Enckevoirt, canonick van St.Janskerck tot tsHertogenbosch, neve. Meester Willem junior, die al sinds 1506 kanunnik van de St.Jan was, bezat in deze tijd ook een prebende in de St.Servaas te Maastricht. Hij bleef echter in Den Bosch resideren waar hij overleed op 12 juli 1534, een week eerder dan zijn oom. Hij werd voor het altaar van de Naam van Jezus in het schip van de St.Jan begraven. 7)
Behalve meester Michiel (nr.112A) had meester Willem junior nog een broer Goyart en twee zusters Lysbeth en Agnes. Voor Goyart van Enckenvoirt, die in 1508 of 1509 in Den Bosch werd geboren, had meester Willem senior aanvankelijk ook een kerkelijke carrière op het oog. Zo probeerde hij hem onder meer tot kanunnik en onderpastoor van de St.Jan te maken. Goyarts vader Gerardt Michiels legde echter opmerkelijk weinig ijver aan de dag om deze beneficies voor zijn zoon veilig te stellen. Goertken, zoals hij in de brieven van zijn oom aanvankelijk wordt genoemd, had zelfs tot diens grote ongenoegen nog geen kruinschering ontvangen en was dus nog steeds leek. Mogelijk hoopten vader en zoon op een hoger ambt. In dat geval wierp hun halstarrige houding inderdaad zijn vruchten af. Toen meester Willem senior in 1530 de paus assisteerde bij de keizerskroning van Karel V te Bologna wist hij de keizer tegen betaling van een grote som geld over te halen zijn neef de eretitel te verlenen van H.R. Rijksridder (eques auratus of gulden ridder). Meester Willem senior schonk zijn neef in datzelfde jaar bij wijze van huwelijksgift 8000 Brabantse guldens, alsmede zijn huis in Leuven en het leengoed de Laeracker te Veghel. Hij verzocht meester Willem junior bovendien om in Den Bosch voor zijn broer Goyart een paard te kopen. Godefroy, zoals hij nu werd genoemd, moest immers dienen als het adellijk schild van de familie en een paard hoorde bij zijn nieuwe status. Goyart trouwde kort daarna met Agnes, dochter van Jaspar van Halmale, schepen en burgemeester van Antwerpen, en van Maria Outshoorn. Hij werd behalve heer van de Laeracker ook hofpaltsgraaf, heer van Ranst (1537) en schepen en kerkmeester van Antwerpen (1548/49). Hij overleed te Antwerpen op 28 juli 1549. Zijn enige kind Jacolina trouwde omstreeks 1553 met jonkheer Jan van Berchem, ridder en later drossaard van Breda en burgemeester van Antwerpen. 8)
Lysbeth van Enckevoirt, de oudste zuster van meester Willem junior, werd in 1503 of 1504 geboren. Ze trouwde al jong met meester Jan Lombarts junior uit Oisterwijk, zoon van meester Jan Lombarts senior en van diens eerste vrouw Cecilia van Hulsen. Meester Jan Lombarts senior was onder meer secretaris te Oisterwijk (1511/12). Meester Jan Lombarts junior studeerde vanaf 1513 te Leuven en werd doctor in de beide rechten. Hij was van 1521 tot 1530 secretaris van Den Bosch en overleed op 1 april 1533 in Mechelen. De kinderen van meester Jan Lombarts junior en Lysbeth noemden zich allen Lombarts van Enckenvoirt. Hun namen zijn: meester Willem, meester Goyart, Jan, Lysbeth en Mariken. Meester Willem en meester Goyart werden beiden in 1540 ingeschreven aan de rechtenuniversiteit van Orléans. De eerste werd priester en had een voorspoedige carrière als geestelijke. Hij bezat tal van prebenden, werd in 1556 aartsdiaken van Famenne en nam deel aan het Concilie van Trente. Op 28 november 1597 overleed hij te Tongeren. Zijn broer meester Goyart keerde na zijn studie terug naar Den Bosch en nam daar tussen 1554 en 1591 vele malen zitting in de schepenbank. Nadat hij op 14 februari 1591 zijn testament had gemaakt stierf hij op 27 februari van dat jaar. Hij werd begraven in de St.Jan. Zijn broer Jan werd als Joannes Lombarts alias Ankenvort a Buscoducis in juni 1552 aan de Leuvense universiteit ingeschreven. Volgens Van Schijndel en Melssen trouwde Jan Lombarts alias van Enckenvoirt met Anna, dochter van Adriaen van Hove die schepen en burgemeester was te Diest, en werd hij luitenant-kolonel in het keizerlijke leger. Van dit echtpaar zouden volgens Van Schijndel de graven Van Enckenvoirt afstammen die tot ver in de twintigste eeuw als generaal, veldmaarschalk en anderszins in het Oostenrijkse leger dienden. De kinderen van hetzelfde echtpaar werden echter pas omstreeks 1600 geboren, zodat het wel om een andere Jan zal gaan. Jans zuster Lysbeth Lombarts van Enckenvoirt was getrouwd met Henrick Bloeymans, die eveneens in Orléans studeerde en tussen 1546 en 1583 vele malen schepen was van Den Bosch (zie nr.55). Lysbeth overleed op 27 december 1600 en werd in de St.Jan begraven bij haar man en haar zoon Johan. Haar zuster Mariken ten slotte trouwde met Jan, zoon van meester Goeswijn vander Stegen. Jan vander Stegen was tot zijn dood omstreeks 1583 eveneens herhaaldelijk schepen van Den Bosch. 9)
Het jongste kind van Gerardt Michiels en Lysbeth van Enckenvoirt was Agnes. Ze trouwde met Peter, zoon van Mathijs Lambert Stoeters die tussen 1511 en 1541 ook al veelvuldig als schepen van Den Bosch voorkomt. Hun kinderen - die zich allen Stoeters van Enckenvoirt noemden - waren: meester Goyart, Lambert, Jan, Mathijs, Emke (Emerentiana) en Lysbeth. Meester Goyart volgde in 1550 zijn oom meester Michiel van Enckenvoirt op als persona van Veghel (zie nr.112A). Hij studeerde artes (ca.1553) en rechten (ca.1558) te Leuven en vervolgens rechten te Orléans (ca.1562). In 1563 liet hij zich opnieuw inschrijven aan de universiteit van Leuven. Meester Goyart bleef persona van Veghel tot aan zijn dood op 12 juni 1608. Hij was tevens kanunnik van de St.Servaas in Maastricht (1534-1582) en beneficiant in Den Bosch. Hij werd daar in de St.Jan begraven. Zijn broers en zusters waren allen getrouwd en hadden tal van kinderen. 10)
|
Noten | |
1. | Melssen, "Gerard Michiels", 142; Melssen, "De familie Van Enckenvoert", 60-61; Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 1, 8; Bijlage II 168.1, 396.2; SAPD, OA Mierlo XV/1 (21 mrt.1450); Vgl.: Smits, De grafzerken, 59 nr.48. |
2. | Nauwelaerts, Latijnse school, 49; OCMWA, SEGH oud archief, doos 14: Wuustwezel (10 mrt.1489); Bijlage II 188.9; Munier, "De curiale loopbaan", 132-136, 143-144; Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 1-4; Bijsterveld, Laverend, II 529 nr.989; Zie over hem ook: Van den Bichelaer, "Van kapelaan tot kardinaal", 20-29; Van den Bichelaer, "Het notariaat in Stad en Meierij", 109-110. |
3. | Munier, "Nederlanse curialen", 202-204; Munier, "Enckenvoirt, Willem van", 241. |
4. | Munier, "De curiale loopbaan", 135; Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 1, 8, 14, 15, 22; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 285; AAB II, hs. Kievits, p.10; Schutjes, Geschiedenis, IV 249; Van den Bichelaer, "Van kapelaan tot kardinaal", 24-29; GATI, RA 464 (1513/14), band (Aken, 1497); Keussen, Die Matrikel, II 519 nr.12, vgl. 1005 nr.55; Vgl.: Schillings, Matricule, IV 79 nr.261. |
5. | Melssen, "Gerard Michiels", 144; Jacobs, Justitie, 271; AAB II, hs. Kievits, p.18; Heusch, Nomina, 13, 15; Thys, "Liste", 12, vgl. 13; Bijsterveld, Laverend, I 352 nr.2906 (Willem van Enckenvoirt junior is echter niet dezelfde als Willem van Enckenvoirt alias Lombaerts); Schillings, Matricule, III 452 nrs.43-45; Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 9, 18; De originele brieven bevinden zich in: SAPD, par.Mierlo 2. |
6. | Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 9, 21-22, 26 (en SAPD, par.Mierlo 2); Bauwens, "Analytisch inventaris", 38. |
7. | Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 13 (rector Lithoijen 1517), 22 (rechtenstudie), 22 noot 62 (resideert in Rome); AAB II, hs. Kievits, p.18; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 45, 157, 158, II 249 (Vgl. Bijsterveld I 352 nr.2906, II 529 nr.989); Munier, "Nederlandse curialen", 209, 214; Melssen, "Gerard Michiels", 144 (Lysbeth), 155 (brief); AAT II, 125, fo.51r (30 sept.1528); Brom, Archivalia, I 105 nr.297; APB, St.Jan II, Obituarium, p.206, p.431. |
8. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 407-408; Melssen, "Gerard Michiels", 142-144, 146-147, 155 (gulden ridder); Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 13, 18, 25; Van Schijndel, "Het Brabantse geslacht Lombaerts" 21-22; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 251-252 (eques auratus). |
9. | Van Schijndel, "Het Brabantse geslacht Lombaerts" 22-23, 25, 41-42, 45-46 (Vgl. Munier, "De curiale loopbaan", 131 noot 3); Melssen, "Gerard Michiels", 145-146, 148-151; Munier, "Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat", 20; GAH, RA, bijlage I van de inventaris; De Ridder-Symoens e.a., Les Livres, 1.2.2 341-343 nrs.1056 en 1057; Jacobs, Justitie, 273-276; De Bekker, Van Sasse van Ysselt, "Het testament", 251-259; Schillings, Matricule, III 452 nr.78; Smits, De grafzerken, 82 nr.74; Vgl.: AAB II, hs. Kievits, p.7. |
10. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 407-409; Melssen, "Gerard Michiels", 147-148; Jacobs, Justitie, 269-272; Bijsterveld, Laverend, I 417 nr.3675; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 251-252; Smits, De grafzerken, 186 nr.176. |
Willem van Enckenvoirt werd geboren te Mierlo-Hout op 22 januari 1464. Hij overleed te Rome op 19 juli 1534. Het grootste deel van zijn leven was hij verbonden aan de pauselijke curie. Zijn aanwezigheid in Rome is aanwijsbaar vanaf 1489. Hij begon er zijn loopbaan als procurator, maar verkreeg al spoedig een vaste betrekking. Hij diende in een bewogen tijd verschillende pausen van op zijn minst Alexander VI tot aan het eind van het pontificaat van Clemens VII. Hij slaagde erin van de lagere ambten aan de curie op te stijgen tot steeds hogere. Achtereenvolgens vinden we hem als notaris, kamerheer en schrijver, maar vooral onder het pontificaat van zijn landgenoot Adriaan VI (1522-1523) bekleedde hij als dataris een van de belangrijkste vertrouwensposten en kort voor diens dood werd hij in het college van kardinalen opgenomen. Reeds de voorgangers van paus Adriaan hadden hem op vele manieren van hun gunst doen blijken en hem een hoog aantal beneficies bezorgd. Hij was als kanunnik verbonden aan talrijke kapittels, waaronder de belangrijkste in de Nederlanden, en bij verschillende daarvan, onder meer de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, verwierf hij ook hogere waardigheden als die van proost of deken. In 1515 werd hij aartsdiaken van Kempenland, waarmee hij de benoemingsrechten tot tal van posten in zijn geboortestreek kreeg toegewezen. Door de hoge gunst van zijn landsheer Karel V en van paus Adriaan verkreeg hij in 1523 het bisdom Tortosa in Spanje.
Naarmate zijn invloed in Rome steeg, werd van steeds meer kanten op hem een beroep gedaan om gunsten te verwerven of problemen opgelost te krijgen. De verschillende kapittels waarvan hij lid was, zoals die van Antwerpen, Den Bosch, Luik en Utrecht, maakten graag van zijn diensten gebruik. De universiteit van Leuven telde hem onder haar vaste vertegenwoordigers, evenals de bisschop van Luik. Ook stedelijke regeringen en vorsten zoals Philips de Schone en de keizers Maximiliaan en Karel V vertrouwden hem bij gelegenheid hun belangen toe. De vele beneficies, die hij vooral in de Nederlanden verwierf, had hij zonder twijfel mede aan hun gunst te danken.
Een belangrijke rol heeft Van Enckenvoirt als kardinaal niet ge-
| 39 |
speeld. Onder het pontificaat van Clemens VII (1523-1534) behoorde hij tot de aanhangers van Karel V en hij bleef deze trouw, ook nadat diens troepen in 1527 tijdens de beruchte Sacco di Roma (plundering van Rome) zijn woning hadden geplunderd en hem tot het betalen van een hoge losprijs hadden gedwongen. Hij maakte zich verdienstelijk door in 1529 de pauselijke goedkeuring te verwerven voor de afstand van het wereldlijk gebied van het bisdom Utrecht door bisschop Hendrik van Beieren aan Karel V als heer der Nederlanden. Na de terugtreding van deze bisschop werd hij in hetzelfde jaar beloond met de aanstelling tot bisschop van Utrecht. Hij heeft er nooit geresideerd en liet er zijn zaken waarnemen door een neef, Michiel van Enckenvoirt. Een van de hoogtepunten uit zijn leven was ongetwijfeld de assistentie, die hij Clemens VII mocht verlenen bij de zalving en kroning van Karel V tot Rooms koning in Bologna op 24 februari 1530. Willem van Enckenvoirt moet gerekend worden tot de categorie van ongeremde cumulanten van beneficies, die hem grote inkomsten en een niet te verwaarlozen invloed bezorgden. Hij behoorde echter ook tot die prelaten, die erop uit waren met hun bezittingen charitatief-sociale instellingen te ondersteunen. Hij vergat daarbij zijn geboortedorp niet. Daar richtte hij immers bij testamentaire beschikking het zogenoemde Apostelhuis op voor de huisvesting en verzorging van twaalf gebrekkige oude mannen. Hij doteerde het met rijke middelen, die tot in onze tijd tot de fondsen voor sociale voorzieningen in dit dorp zijn blijven behoren.
Zoals blijkt uit de bewaard gebleven correspondentie van de curieprelaat met zijn zwager Gerard Michiels, een vooraanstaand burger in Den Bosch, heeft hij lange tijd gedroomd van een bezoek aan het vaderland. Het heeft er alle schijn van dat hij zelfs de wens heeft gekoesterd ooit definitief terug te keren. Hij onderhield daarvoor verschillende huizen, zowel te Leuven als in Den Bosch. Zij dienden natuurlijk, ook bij niet-gebruik, als een zekere geldbelegging. Zijn voorkeur ging duidelijk uit naar Den Bosch. Er was hem daarom veel aan gelegen daar een geschikt woonhuis aan te kopen. Zijn keus viel tenslotte op een pand in de Peperstraat dat door bemiddeling van zijn zwager in 1518 werd aangekocht. Hij heeft er zelf nooit gebruik van kunnen maken.
Hij toonde zijn dankbaarheid ten opzichte van zijn vriend en begunstiger paus Adriaan door voor hem in de kerk van de Nederlands-Duitse broederschap van S. Maria dell'Anima een groots grafmonu-
| 40 |
ment op te richten. Hij verwierf na de voltooiing hiervan in 1530 van paus Clemens VII de toestemming de stoffelijke resten van zijn landgenoot daar te doen bijzetten. In dezelfde kerk werd hij zelf ook begraven. Zijn afbeelding is er levensgroot te vinden in de kapel van Sint-Barbara, die hij door de Brabantse schilder Michael Coxcie had doen versieren. | 41 |
Bronnen | |
• | N.C. Royaarts, 'Kardinaal Willem van Enckenvoirt', in: Archief voor kerkelijke geschiedenis, IX (1838), 119-231 |
• | J.H. Hofman, 'Paus Adriaan VI'. Ter voltooiing van zijn levensbeeld, in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, XXVIII (1902), 121-154 |
• | W.A.J. Munier, 'De curiale loopbaan van Willem van Enckenvoirt vóór het pontificaat van Adriaan VI', in: Archief voor de geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland, I (1959), 120-168 |
• | W.A.J. Munier, 'Nederlandse curialen en hofbeambten onder het pontificaat van Adriaan VI', in: Mededelingen van het Nederlands Historisch Instituut te Rome, X (1959), 199-226 |
• | W.A.J. Munier, Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat Willem van Enckenvoirt (1464-1534), in: Nederlandse Historische Bronnen, X, Den Haag 1992, 1-32 |
• | Nationaal biografisch woordenboek, IV, Brussel 1970 |
• | Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, III, Leiden 1914 |
• | W. Nolet, P.C. Boeren, Kerkelijke instellingen in de Middeleeuwen, Amsterdam 1951 |
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 189
J.C.A. Hezenmans, De St. Jans-kerk te 's Hertogenbosch (1866) 117
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 90
W.A.J. Munier, 'Willem van Enckenvoirt (1464-1534)' in: Brabantse biografieën 2 (1994) 39-41
M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 XXX (1974) 49
Noordbrabants Historisch Jaarboek 12 (1995) 224; 13 (1996) 59
Jan van Oudheusden en Harry Tummers, De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch (2010) I. 87
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 20, 190, 325, 397
s.n. 'Willem van Enckevoort' in: De Nieuwe Eeuw 44 (1918) 819
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 227, 229
A. van Sasse van Ysselt, 'De kardinaal Willem van Enckevoirt en zijne bloedverwanten' in: Taxandria (1913) 182-185
A. van Sasse van Ysselt, 'Nog eens de kardinaal Willem van Enckevoirt en zijne bloedverwanten' in: Taxandria (1915) 154-159
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch IV (1873) 251; V (1876) 100